Hendrik werd geboren op maandag 28 mei 1906 om 22.30 uur te Wapse (Diever) als oudste zoon van rijksveldwachter Albertus Martijn en Carolina Christina Richter.
Hij overleed op donderdag 30 januari 1992 te Oosterwolde op 85‑jarige leeftijd en werd begraven op dinsdag 4 februari 1992 te Oosterwolde, om 13.30 uur vanuit de Nederlands Hervormde kerk.
Hendrik trouwde op 26‑jarige leeftijd op zaterdag 28 mei 1932 in Wolvega met Sjoukje van de Boer, toen 22 jaar oud. Zij is overleden op woensdag 16 maart 1994 te Oosterwolde op 84‑jarige leeftijd, en begraven op zaterdag 19 maart 1994 te Oosterwolde, om 13.00 uur vanuit de Nederlands Hervormde kerk.
Ze kregen samen twee kinderen, (Al)Bertus en Christina.
Hendrik was onderwijzer aan de bijzondere school in Wapse toen hij in juli 1928 de Akte L.O. haalde in Meppel.
Per 1 januari 1930 werd hij benoemd aan de CVO-school in Oosterwolde om ruim anderhalf jaar later (juli 1931) in Leeuwarden de hoofdakte te halen.
Begin 1955 vierde Hendrik Martijn zijn 25-jarig ambtsjubileum.
In 1938 vindt de aanbesteding van de woning Hoogengaarde 6 plaats, welke woning in 1963 weer wordt verkocht na een bieding van ƒ 33.541.
Vervolgens wordt de woning Mr. Verwerstraat 3 betrokken.
Nevenfuncties zijn in elk geval geweest: Voorzitter van de Christelijke Jongelingsvereniging in Fochteloo (1935); penningmeester van de Christelijke Historische Unie (1955) en bestuurslid van het Verbond voor Veilig Verkeer (1962).
Op 29 april 1985, kende Yad Vashem Hendrik Martijn en zijn vrouw, Sjoukje de Boer de vermelding van Righteous Among the Nations (de Rechtvaardigen onder Volken) toe.
Cato Loonstijn was een van de weinige leden van haar grote Amsterdamse Joodse familie die de oorlog overleefde. Begin 1943 dook zij onder en gedurende de volgende twee jaren was zij gedwongen om van de ene naar de andere plaats te vluchten. In november 1944 vond zij een permanent onderduikadres bij Hendrik Martijn en zijn vrouw Sjoukje de Boer in Oosterwolde, Friesland. Dominee Mollema had aan Hendrik en Sjoukje gevraagd om Cato bij hen voor twee weken onder te brengen. Zij wisten dat ze van Joodse afkomst was en dat zij de Britse soldaten had geholpen die achter de vijandelijke linies waren gedropt. Zij gingen met het verzoek akkoord, want zij waren mensen die er de voorkeur aan gaven iets te doen dan af te wachten. Iedereen die dat vroeg werd verteld dat Cato uit de omgeving van Arnhem was geëvacueerd vanwege de oorlogshandelingen in dat gebied. Toen zij bij hen kwam was ze er slecht aan toe. Door haar ondergrondse activiteiten werd zij achtervolgd door de Duitsers en was voortdurend op de vlucht en plekken om onder te duiken waren schaars. Zij had hoofdluis opgelopen en de irritatie vermoeide haar ernstig. Haar conditie was zo ernstig, dat zij niet langer in staat was om te blijven vluchten en omdat de plekken om onder te duiken schaars waren, besloten de Martijns dat zij bij hen moest blijven. Samen met hun twee dochter en een nicht. Ondanks dat het leven voor hen niet gemakkelijk was, bleef Cato bij hen tot aan de bevrijding.
Hendrik Martijn en zijn vrouw Sjoukje van de Boer liggen begraven op begraafplaats Prandingahof in Oosterwolde in de graven 7-4-9 en 7-4-10.